Hulpteugels correct gebruiken: Hulpteugels op de juiste manier inzetten

Het aanbod aan hulpteugels is groot en zodoende kan de trainer uit verschillende trainingsmogelijkheden kiezen. Desondanks kun je door hulpteugels op moreel gebied en trainingsgerelateerd met talloze problemen worden geconfronteerd als je hier te veel op vertrouwt. De risico’s, maar ook de kansen van hulpteugels hebben wij in het dienovereenkomstige hoofdstuk besproken. In deze leidraad gaan we nader in op de praktische aspecten van hulpteugels en illustreren hoe zij als hulpmiddel in een gefundeerde, afwisselende en systematisch opgebouwde training kunnen worden geïntegreerd.

Paard met bijteugels

Het tijdstip waarop hulpteugels een zinvolle ondersteuning kunnen zijn

In de leidraad Kansen en risico’s van hulpteugels hebben wij al de vooroordelen over hulpteugels uit de weg geruimd. Toch moet je er voor het gebruik van hulpteugels over nadenken of ze wel echt nodig zijn. Hulpteugels hebben immers een groot effect op de gezondheid, losgelatenheid en de spieropbouw van het paard. Daarnaast moet je bedenken dat alleen door het gebruik ervan de problemen niet worden verholpen en de trainingsdoelen niet worden bereikt. Daar komt meer bij kijken.

Paard wordt gelongeerd met bijteugels

Hulpteugels komen als korte correctiemaatregel in aanmerking. Ze worden korte tijd en afgestemd op het betreffende probleem toegepast. Het belangrijkste trainingsdoel is om zonder hulpteugels te werken. Van een permanent gebruik raden wij dringend af – dat geldt zowel voor een aparte trainingsunit alsook voor de complete opleiding van een paard. Wanneer hulpteugels als permanent hulpmiddel zouden worden ingezet om bijvoorbeeld de trainingsduur te verkorten, zal zich dit wreken in de vorm van een ontbrekende balans, verkeerd ontwikkelde spieren, gespannen spieren en slijtageverschijnselen.

In de richtlijnen van de FN worden met betrekking tot de training hulpteugels alleen in band 6 „longeren“ toegelicht. Bij het longeren vallen immers de aanleuning en de externe begrenzing door de ruiterhand weg. Om deze reden gaan wij hieronder in op hulpteugels tijdens het longeren, waarbij de genoemde punten ook naar het paardrijden kunnen worden vertaald.

Typische fouten bij het gebruik van hulpteugels

Ontbrekend onderzoek naar de oorzaken

Een van de meest gemaakte fouten bij het gebruik van hulpteugels is om ze als een mogelijkheid te beschouwen om de dressuurtraining te versnellen. Er wordt dan niet gekeken naar de oorzaken om de problemen tijdens de training bij de wortel aan te pakken. In plaats daarvan wordt door de inzet van hulpteugels het symptoom behandeld – de oorzaak blijft echter bestaan. Hierdoor worden schijnsuccessen behaald die onzin blijken zodra de hulpteugels worden weggelaten.

De reden: hulpteugels hebben alleen effect op de voorhand van voren naar achteren – het paard trapt hoorbaar op de voorhand, de achterhand blijft inactief. Hierbij ontstaan veel problemen in de rug en achterhand van het paard doordat deze lichaamsdelen onvoldoende worden gebruikt en gespannen zijn. Als deze niet door gymnastiekoefeningen worden geactiveerd, blijft de hulpteugel zonder effect of werkt zelfs contraproductief.

De hulpteugel moet daarom als ondersteuning tijdens gymnastiekoefeningen worden beschouwd en niet als de sleutel tot succes.

Te kort vastgegespte hulpteugels

Het is een veelvoorkomend probleem: Te kort vastgegespte hulpteugels: verstoren de biomechanica van het paard. De hals dient voor het paard als balanceerstang waarmee het op een oneffen ondergrond of in nauwe bochten zijn evenwicht behoudt. Bovendien heeft de positie van de hals effect op de achterhand. Als de bijzetteugels te kort zijn, wordt het paard de mogelijkheid ontnomen om zijn evenwicht te vinden.

Naast de mentale stress heeft deze gedwongen houding ook negatieve gevolgen voor de lichamelijke gezondheid van het paard: er ontstaat een verkeerde knik in de hals, de nekspieren worden te ver uitgerekt, de rug verkrampt en de achterhand kan niet onder het zwaartepunt bewegen. In plaats daarvan neemt de spiertonus toe. Terwijl de bovenlijn slap blijft, werken de onderhalsspieren tegen de permanente trekkrachten aan. De achterhand loopt achter het paard aan waardoor de broekspieren verkorten.

Er zijn echter nog meer schadelijke gevolgen voor de gezondheid door te korte hulpteugels: Door het overdreven inrollen van de hals wordt de bloedstroom naar het hart afgekneld. Hierdoor kan er geen zuurstofrijk bloed meer naar de spieren worden gepompt. De spieren verhongeren en het paard ontwikkelt ondanks de training weinig spieren.

Het paard zal nooit leren om zichzelf uit te balanceren en zal permanent op het bit leunen. Dit is vergelijkbaar met een kind dat leert fietsen: Zolang het kind steunwieltjes gebruikt, zal het niet leren om goed op twee wielen te fietsen.

Bovendien zal het paard door de hiermee gepaard gaande pijn niet vrijwillig zijn hoofd laten vallen, omdat het hiermee negatieve associaties verbindt. Longeren is net als paardrijden een dialoog tussen paard en mens. Als je het paard insnoert, kan het niet aan deze dialoog deelnemen.

Hulpteugels worden te vroeg en te lang gebruikt

Hulpteugels bootsen een starre ruiterhand na en beperken de hoofd-hals-beweging van het paard. Wanneer de hulpteugels al aan het begin van de training worden bevestigd, leidt dit tot gespannen spieren. Dit kan worden vergeleken met een spagaat zonder vooraf de spieren op te warmen. De koude spieren rekken niet mee om in de houding van de spagaat te worden gebracht. Het doet pijn, leidt tot gescheurde spiervezels en spierpijn.

Hetzelfde geldt voor het gebruik van bijzetteugels bij jonge paarden die nog geen balans kunnen houden of hun achterhand niet correct kunnen gebruiken. Voordat hulpteugels mogen worden gebruikt, moet het paard al enigszins uitgebalanceerd zijn en het bit kunnen opzoeken. Als het jonge paard niet zelf voor een bepaalde positie van de hals kan kiezen, omdat de hulpteugels een bepaalde houding bepalen, voelt het zich ongemakkelijk en ervaart het stress. Om deze reden zijn hulpteugels niet geschikt voor jonge paarden!

Hoe langer het paard met hulpteugels loopt, hoe meer de spieren aanspannen. Na slechts 10 tot 20 minuten met hulpteugels kunnen de spieren al vermoeid raken. Want in tegenstelling tot een ruiterhand, geven hulpteugels niet mee zodra het paard in de correcte houding loopt. Hierdoor raakt het paard eventueel gespannen, totdat het geen kracht meer heeft. Als het paard gedurende een volledige longe- of rijtraining met bijzetteugels wordt gereden, heeft dit een negatief effect op de losgelatenheid en de spieropbouw van het paard.

Bij paarden die naar buiten toe lopen, moet de binnenste hulpteugel korter worden ingesteld

Paard gelongeerd met dubbele longe

Als een paard zijn hoofd schuin houdt of als het tijdens het longeren permanent naar de zijkant kijkt, is het probleem ook hier een ontbrekende balans. Het paard heeft geen losgelaten houding, maar is stijf, het valt op de binnenschouder en draait zijn hoofd naar buiten toe. Hierdoor heeft de longueur de neiging continu aan de longe te trekken om de positie van het hoofd van het paard te beïnvloeden. Of de binnenste bijzetteugel wordt twee of meer gaten korter vastgegespt. Dat is tijdens de werkfase eveneens een gangbare aanpak: zodra het paard is warmgelopen, wordt de binnenste bijzetteugel ingekort. Dit werkt echter averechts. Het zorgt ervoor dat het paard een stijve houding aanneemt, zich hiertegen verzet en de verkeerde spieren worden ontwikkeld. Bovendien zal het paard het hoofd zo blijven draaien dat de buitenste bijzetteugel doorhangt en zo zijn beperkende werking verliest. Door het inkorten van de binnenste bijzetteugel wordt een symptoom bestreden en wordt met dwang gepoogd om het scheve paard recht te richten. Terwijl de oplossing van het probleem juist in het vinden van balans ligt.

Bij scheve paarden met een uitgesproken holle zijde moet worden getraind via systematisch buigen en rechtzetten met behulp van talloze overgangen, zijgangen, handwissels en drafbalken. Ook cavalletti-balken, cirkels verkleinen en vergroten, achterwaarts gaan, keertwendingen om de achterhand en reversoefeningen trainen de balans van het paard. Hierbij zijn beide hulpteugels – voor zover deze worden gebruikt – even lang bevestigd.

Als het paard opkrult, moeten de hulpteugels hoger worden bevestigd

Als het paard achter de teugel loopt, zou het verkeerd zijn om bijzetteugels of laufferteugels hoger te bevestigen om een betere opgeheven houding te realiseren. Het symptoom zou weliswaar worden aangepakt, maar niet de oorzaak van het probleem. De oorzaak voor het lopen achter de teugel is simpel: het paard heeft weinig evenwicht en mist een actieve achterhand. Het doel is dus het opbollen van de rug en het activeren van de achterhand door middel van balkwerk, wisselingen in tempo en gangsoort en de wisseling tussen rechtrichten en buigen. Hierbij loopt het paard voorwaarts, maar niet haastig sneller dan zijn natuurlijke basistempo, waarbij anders niet de achterhand zou worden gebruikt.

Inzet van hulpteugels met rubberen coating of hulpteugels met rubberen onderdelen

Hulpteugels met rubberen coating of bijzetteugels met rubberen ringen werden ontwikkeld in de veronderstelling dat ze een verlichting voor het paard zouden vormen. Het minimale meegeven van het materiaal leidt er echter toe dat het paard het bit niet aanneemt, maar erop gaat liggen. Er is sprake van getouwtrek tussen paard en bijzetteugel, zodat het paard op de voorhand valt.

Om de balans van het paard te trainen en te laten zien hoe het zijn rug kan welven, werkt een hulpteugel met rubberen ringen averechts. Het kan bij voltigepaarden of bij trainingspaarden met bijzetteugels tijdens de zittraining handig zijn om de mond van het paard te ontzien.

Meer taboes bij hulpteugels

  • Hulpteugels worden aan scherpe bitten zoals kandaren bevestigd
  • Hulpteugels in het terrein (risico op struikelen/vallen van het paard), uitzondering: martingaal
  • Hulpteugels tijdens het springen (voorwaarts-neerwaarts lopen wordt niet mogelijk gemaakt), uitzondering: martingaal
  • Hulpteugels voor beginnende ruiters (tijdens het longeren en zonder toezicht)
  • Hulpteugels gebruiken om te voorkomen dat een paard op hol slaat (dat kunnen ze namelijk niet)

Fouten voorkomen door een correcte bevestiging van de hulpteugels

Het potentieel van hulpteugels valt of staat altijd met de bevestiging. Bij een maximale strekking van de hals-rugspieren moet het paard zich naar het bit strekken. Hierbij blijft de voorhoofd-neus-lijn voor de loodlijn.

In het hoofdstuk soorten hulpteugels en hun werking gaan we nader in op de werking en de correcte bevestiging.

Zo gebruik je hulpteugels tijdens het paardrijden en longeren op de juiste wijze

Wij erkennen dat de pure inzet van hulpteugels een paard niet tot een losgelaten, goed gedresseerd en optimaal gespierd dier maakt. De basis voor elk trainingsdoel is een duurzame, stapsgewijze en systematisch opgebouwde training. Hulpteugels kunnen een correcte manier van rijden of het longeren en grondwerk niet vervangen, maar wel ondersteunen. Houd daarom de volgende principes bij het werken met hulpteugels in het achterhoofd:

Voordat de hulpteugels worden vastgegespt, moet het paard warmgelopen resp. warmgereden zijn. Het paard is losgelaten en ontspannen en de spieren, banden en pezen zijn voorbereid op de beweging. Je herkent de losgelatenheid van het paard aan een tevreden gezichtsuitdrukking, een deinende rug, een staart die met de bewegingen meegaat en het vrijwillig rekken van de hals.

Cavaletti

Het paard moet minimaal 10 minuten stappen en de eerste ontspanningsoefeningen hebben uitgevoerd. Na circa 20 tot 25 minuten is het paard in alle basisgangsoorten opgewarmd en kun je overgaan op de werkfase met hulpteugels. Hetzelfde geldt voor trainingspaarden!

Na de werkfase worden de hulpteugels voor de cooling down weer verwijderd om te voorkomen dat de spieren vermoeid raken.

Over het algemeen geldt: Laat het paard niet langer dan 10 tot 20 minuten met hulpteugels lopen. De vermoeide spieren moeten kunnen herstellen, anders worden gespannen spieren, een verkeerde belasting en verkeerde ontwikkelingen in de hand gewerkt.

De hulpteugel staat toe dat het paard zijn hals en hoofd kan bewegen.

De lengte van de hulpteugels is afhankelijk van de grootte/lengte van het paard en hals, de basis van de hals en het bewegingspatroon. De lengte moet zo worden gekozen dat het paard zijn hals en hoofd als balanceerstang kan blijven gebruiken. Het doel mag niet zijn om het paard in een ronde bovenlijn te trekken, omdat een mooie halsvorm het resultaat van een systematische gymnasticering en een actieve achterhand is. Bovendien moet voorwaarts-neerwaarts lopen mogelijk worden gemaakt. Daarom moet na enkele ronden de hulpteugel eventueel nog een keer langer worden ingesteld. In staande positie blijft het paard eventueel voor de loodlijn, maar tijdens het bewegen krult het op.

Als het paard het hoofd af en toe optilt, moet je hier niet te veel op letten voor zover het paard niet permanent met een gestrekt hoofd en een doorgeduwde rug loopt. Als het hoofd van het paard een keer omhoog gaat, wil het de spieren even ontlasten en heeft een pauze nodig van de lichamelijke inspanning. Bovendien moet het paard door optillen van het hoofd op zijn omgeving kunnen reageren. Bij een correcte training zal het paard vanzelf en na verloop van tijd steeds langer in een gezonde houding (gewelfde bovenlijn en rug) lopen.

Verloop van een mogelijke longetraining met bijzetteugels

Voltigepaard
  • Het paard moet zich minimaal 10 minuten zonder bijzetteugels warmlopen
  • Ontspanningsfase: Met ontspannende oefeningen, zoals overtreden, veel handwissels, overgangen en tempowisselingen beginnen. Na 20 tot 25 minuten zijn de pezen, banden en spieren van het paard voldoende opgewarmd.
  • Werkfase: De bijzetteugels kunnen worden vastgegespt, waarbij deze voldoende lang en even lang moeten zijn.
  • Begin aan de „goede“ kant van het paard.
  • Eventueel moeten de bijzetteugels korter worden ingesteld hoe warmer, losgelatener en ontspannener het paard wordt.
  • Na enkele minuten draf kan de galop worden toegevoegd.
  • Cooling down: Na de werkfase worden de bijzetteugels losgemaakt en mag het paard losjes draven resp. rustig lopen.

Een tip tot slot:

Af en toe moeten de bijzetteugels, driehoeksteugels & co. worden weggelaten om te controleren hoe goed een paard zijn balans kan houden. Want de balans moet het paard uiteindelijk zelf vinden. En die kan het paard het beste bereiken als het zonder de „steunwieltjes“, de hulpteugels, loopt. Via afwisselende oefeningen en dressuurtrainingen waarbij een wisseling tussen buiging en strekking is vereist, leert het paard om zijn lichaam en hals correct te gebruiken. Het belangrijkste doel is immers dat het paard zonder hulpteugels in een gezonde houding kan longeren en je erop kunt rijden.