Hoe vind je een passend westernbit?
Als we aan westernrijden denken, hebben wij een paard voor ogen met westernkandare of een paard dat bitloos met een bosal wordt gereden. Het gebruikte bit is ook in de westernsport een gevoelig thema. Buitenstaanders wijzen vaak met opgeheven vinger naar blank gebruikte westernkandaren, terwijl westernruiters zeggen dat een westernkandare op grond van hun toepassing de zachtere methode is in vergelijking met een watertrens. Dat een blanke westernkandare niet per se scherper is dan andere bitten, hebben wij onder „Westernbitten en hun werking“ uitgelegd.
In principe geldt: elk bit, of het nu voor de westernsport of de Engelse rijstijl wordt gebruikt, kan verkeerd worden aangepast resp. uitgekozen en in de verkeerde handen zeer scherp inwerken en schadelijk zijn voor het paard in kwestie. Om ervoor te zorgen dat dat niet gebeurt, kijken wij in deze leidraad ook naar hoe je het geschikte westernbit voor je paard kunt vinden.
Welk westernbit is het juiste voor mijn paard?
Een geschikte uitrusting van het westernpaard is van essentieel belang. Niet alleen het westernzadel of het westernhoofdstel, maar ook het westernbit moet optimaal bij het paard passen. Zoals er ook op het gebied van westernzadels en hoofdstellen een enorme keuze is die op discipline, de leeftijd en het trainingsniveau van het paard zijn afgestemd, zijn er ook talloze bitten verkrijgbaar.
Een rustig recreatiepaard heeft ander basisvoorwaarden en trainingsdoelen dan een eersteklas wedstrijdpaard. Dat heeft ook gevolgen voor de keuze van het juiste westernbit. Als het paard aan een westerntoernooi meedoet, wordt voor de afzonderlijke disciplines en leeftijdscategorieën voorgeschreven welke Snaffle of Bit with Shanks mag worden gebruikt.
Ook de leeftijd en het trainingsniveau spelen een belangrijke rol: Jonge paarden worden bij westernrijden overwegend bitloos, bijvoorbeeld met een bosal, aangereden. Voor de gewenning aan een bit stappen de trainers vervolgens over op een Snaffle Bit waarmee zijwaartse hulpen zeer goed van elkaar kunnen worden gescheiden en dus duidelijker zijn voor het paard.
Zolang het paard tweehandig wordt gereden en de rechtstreekse verbinding met de ruiterhand nodig heeft, is een Snaffle Bit een goede keuze. In het verloop van de training, als het paard zichzelf kan dragen, je het kan rijden met behulp van teugelaanleuning tegen de hals (neck rein) en het geen directe teugelhulpen meer nodig heeft, kan worden overgestapt op een bit met shanks. Hier heb je de keuze tussen Bits with Shanks, dat zijn gebroken westernbitten met shanks, en de alom bekende westernkandare – een stangbit met shanks.
Vergeet niet: Een groen paard en een ruiter met onrustige handen mogen geen westernbit met shanks gebruiken, omdat dit door de hefboomwerking zeer scherp kan inwerken. Het is het vermelden waard dat ook een enkele Snaffle Bit niet minder scherp werkt als door de kinriem en het trekken aan de teugels een te hoge druk wordt opgebouwd.
Naast het trainingsniveau van paard en ruiter speelt ook het temperament van het paard een rol. Een temperamentvol paard kan eventueel beter met een scherper bit worden gereden dan een rustig paard dat maar moeilijk voorwaarts loopt. Ook speelt de gevoeligheid van het paard een belangrijke rol bij de keuze of een Bit with Shanks moet worden verkozen boven een Snaffle Bit.
Vergeet niet: Je moet het paard altijd integraal bekijken. Een bit kan een correcte, gefundeerde basistraining niet vervangen of verbeteren. Dus in plaats van bij een onstuimig paard alleen op een scherper bit te vertrouwen, zou je aan de gewichtshulpen en de mentale kracht van het paard moeten werken en controleren of het zadel wel de correcte pasvorm heeft. Als een paard ervandoor gaat, kan dit namelijk wijzen op stress, onderbelasting of een ongeschikte uitrusting.
De dikte en breedte van westernbitten
De maat van het bit is afhankelijk van de mond van het paard. Het is de moeite waard om een kijkje te nemen in de mond van het paard. Als een bit niet bij de mond past, zal het onaangenaam zijn voor het paard en zal het minder ontvankelijk zijn voor de hulpen. Het metaal kan op de gevoelige lagen met dunne huid drukken en tot beknellingen leiden. Dat gebeurt zowel bij te grote alsook te kleine bitten. Een verkeerd bit belemmert de tong bij zijn beweging, waardoor het paard zijn speeksel niet goed kan inslikken. Vooral westernrassen hebben kleine monden met korte mondspleten. Goed bedoelde, dikke bitten kunnen dan precies het tegendeel teweegbrengen en de tong afknellen. Je moet de correcte bitbreedte en -dikte dus in de volgende stap analyseren.
De bitbreedte kan met een bitmeter in een handomdraai worden bepaald. Anders ga je bij de keuze van de correcte bitbreedte als volgt te werk:
Een O-ring Snaffle Bit met doorlopende ringen moet tussen lippen en ring 2,5 tot 5 mm ruimte hebben. Een Snaffle Dee Bit met vaste zijdelen daarentegen moet voor het begrenzende effect strakker zitten dan een O-ring Snaffle. Als je kiest voor een westernkandare of een ander westernbit met shanks moeten deze eveneens straks tegen de mond van het paard aan zitten.
De bitdikte is niet zo gemakkelijk te bepalen. Alleen een kijkje in de mond biedt opheldering over hoeveel ruimte tussen de lagen en tussen gehemelte en tong beschikbaar is waarin een westernbit moet liggen.
Je kunt dit controleren door heel voorzichtig twee opgestoken vingers tussen de lagen te schuiven – het gedeelte waar geen tanden zitten. Als je druk op je vingers voelt, dan past alleen een bit dat niet dikker is dan 16 mm in de kleine paardenmond.
De smal toelopende kop van veel westernrassen biedt in principe maar weinig ruimte in de mond. Daarom vallen in tegenstelling tot klassieke bitten met een dikte van 16 tot 18 mm westernbitten met gemiddeld 11 mm duidelijk smaller uit.
Het juiste mondstuk bij westernbitten
Het mondstuk beïnvloedt hoe rustig het bit in de mond van het paard ligt en hoe prettig zich het paard hiermee voelt. Niet altijd is, zoals veel ruiters denken, een enkel- en dubbelgebroken watertrens de meest aangename oplossing voor het paard. Sommige paarden geven de voorkeur aan een stangbit. Als je hier toch tweezijdige teugelhulpen wilt geven, dan is een Billy Allen Bit aan te raden – een stangbit met mondstukdelen die onafhankelijk van elkaar kunnen draaien.
Als het paard al na het plaatsen van de trens met open mond kauwt, het metaal door de mond schuift en de neusgaten gerimpeld samentrekt, dan is dat een duidelijk teken dat het paard zich met het mondstuk niet prettig voelt. De correcte bitmaat kun je meten, maar het juiste mondstuk kun je alleen bepalen door uitproberen.
De keuze aan mondstukken en bitsoorten is ook in de westernsport terecht erg groot. Elk paard heeft wat het bit betreft zijn eigen voorkeuren en anatomie. Op welke manier de afzonderlijke mondstukken van westernbitten in detail inwerken, hebben wij voor je samengevat in de leidraad „Westernbitten en hun werking“.
De tongvrijheid resp. de port beïnvloed het comfort van het paard in gelijke mate. Met name bij westernbitten worden verschillende portmaten en -vormen gebruikt. Een hoge port zorgt ervoor dat het paard tot een snellere reactie wordt gedwongen. Als de teugels worden aangenomen en de bit draait, komt de port omhoog en duwt tegen het gehemelte. Om zich aan deze druk te onttrekken, moet het paard in de nek toegeven of het hoofd laten zakken. Dat is vooral bij hoge, smalle ports het geval die bovendien de tong lichtjes fixeren. Hoe hoger de port, des te scherper werkt het bit. Voor ruiters die zich aan de teugels vasthouden, is een westernbit met een hoge, smalle port taboe!
Stangbitten met platte, brede port bieden het paard daarentegen de mogelijkheid om makkelijker te slikken. Om te kunnen slikken, moet het paard immers de tong optillen. Maar ook hier zijn er grenzen: De portmaat moet in de mond van het paard passen, anders kan het metaal bij smalle monden op het bot van de lagen duwen en kan de tong hiertussen bekneld raken.
Lengte van de shanks
Als het paard goed op de hulpen reageert en er geen direct teugelcontact meer nodig is, kan op een Bit with Shanks worden overgestapt. Deze bitten beschikken over shanks die een signaal versterken of de hulpen verfijnen. Doorslaggevend bij de keuze van de westernbitten met shanks is de lengte en de welving van de shanks.
De shanks kunnen met een wip worden vergeleken die zich rond een draaipunt beweegt. Dit draaipunt is ingeval van het bit het mondstuk. Doorgaans is een wip in evenwicht. Ze bestaat uit twee even lange delen, zodat zij kan balanceren. Als één kant echter langer is dan de andere, is er sprake van een hefboomwerking. Zo is het ook bij een westernbit met shanks: hoe langer een kant, des te groter zijn de krachten die op de andere, kortere kant inwerken. Hierdoor kunnen zelfs zogenoemde Baby Bits met relatief korte onderboom scherp inwerken als de verhouding tussen boven- en onderboom onevenwichtig is. Als het bit extra zacht moet inwerken, dus een zo gering mogelijke hefboomwerking moet vertonen, dan moeten de shanks niet alleen kort, maar ook vrijwel even lang zijn.
Ook de welving van de shanks speelt een belangrijke rol. Veel westernbitten zijn meer of minder naar achteren gebogen. Hierdoor wordt het traject dat van het mondstuk tot de ring van de teugel wordt afgelegd, verkort. Een kortere hefboom betekent ook een minder sterke krachtinwerking.
De krachtinwerking bepaalt echter niet alleen de scherpte van het bit. Ook de impulstijd moet in de berekening worden meegenomen. Hoe langer de hefboom, des te groter is weliswaar de inwerkende kracht, maar het signaal komt met vertraging bij het paard aan. De hefboom moet een langere weg afleggen. De kinketting kan de impulstijd verkorten. In de leidraad over toebehoren voor westernbitten gaan wij nog dieper in op de rol van kinkettingen. Tegenover lange shanks staan korte shanks die over een al net zo korte impulsweg beschikken en daarom niet minder scherp zijn. Ze werken minder heftig, maar daarvoor sneller en directer.
Een bit met lange shanks is daarom aan te raden voor een goed getraind paard dat geen teugelhulpen meer nodig heeft, omdat het hoofdzakelijk in neck rein en via been- en gewichtshulpen loopt. Voor een paard dat af en toe een voorzichtige correctie via de teugels nodig heeft, is een bit met korte, evenwichtige shanks te prefereren. Een paard dat nog helemaal niet op de hulpen reageert, heeft geen Bit with Shanks nodig.
Laatste stap: De juiste bevestiging van het westernbit
Je hebt nu een geschikt westernbit voor je paard gevonden. Het past zowel qua dikte als qua breedte bij de mond van je paard. Nu moet het bit correct in het westernhoofdstel worden bevestigd.
Vaak worden de vouwen die in de mondhoeken ontstaan als richtwaarde gebruikt om te zien of het bit op de juiste hoogte in de mond ligt. Hierbij worden één vouw tot maximaal drie vouwen in de gaten gehouden. Je mag echter niet alleen op deze aanpak vertrouwen, omdat elk paard verschillend lange mondspleten heeft en verschillend dikke lippen. Een blik in de mond is veel belangrijker.
Het bit moet in het tandloze gedeelte van de paardenmond komen te liggen. Als het te hoog ligt, bestaat het gevaar dat het metaal tegen de kiezen stoot, hier het tandglazuur beschadigt en pijn veroorzaakt. Als het bit de diep ligt, kan het paard zijn tong erover leggen en het bit in het ergste geval (als de bakriemen veel te lang zijn ingesteld) zelfs uitspugen. Voor elk paard moet dus individueel de correcte bevestiging van het westernbit worden bepaald. Kijk hiervoor ook naar de reactie van je paard. Als het zenuwachtig en duidelijk hoorbaar op het bit kauwt, ligt het bit eventueel te hoog. Als het paard onrustig met de tong met het bit speelt en probeert het bit uit te spugen, ligt het bit hoogstwaarschijnlijk te laag.
Als de hoogte uiteindelijk goed is, kan de kinriem resp. de kinketting worden bevestigd. Tussen riem en onderkaak moet minimaal ruimte zijn voor twee vingers. Meer informatie hierover vind je in de leidraad toebehoren voor westernbitten.
Aanvullende informatie:
In de leidraad over westernhoofdstellen presenteren wij de varianten van de westernhoofdstellen en geven wij meer uitleg over bitloze westernhoofdstellen.